Tot Ties negen was, wist ik niet eens dat ik het was: mantelzorger. Daar kwam ik pas achter toen ik een ‘mantelzorgcompliment’ kreeg in de vorm van een VVV-bon. Ik stuurde hem retour met een bozig briefje: ‘Ik ben geen mantelzorger, ik ben moeder!’
Nog razender werd ik toen het kabinet het begrip ‘vraagverlegenheid’ introduceerde. Ouderen en gehandicapten zouden best vaker bij hun naasten mogen aankloppen. Daar hoefden helemaal geen dure zorgverleners aan te pas te komen. Gewoon even een familielid, kennis of buurvrouw bellen. Kom op, niet te verlegen!
Mantelzorger? Ik?
Ik geloof niet zo in billen-wassende buren. Als je geen arbeidsrelatie hebt met degene die nogal gênante hulp aan jou verleent, kun je niet de professionele eisen stellen die nodig zijn voor goede zorg. En kun je niet echt op iemand rekenen. Al zouden ze in de rij staan, dan nog wil ik niet verplicht zijn om op bekenden te leunen. Ik wil vriendin voor mijn vrienden en dochter voor mijn ouders blijven. En bovenal moeder voor mijn zoon. Daarom huur ik voor hem professionals in. De allerleukste en liefste die er te vinden zijn, maar toch: professionals. Aan wie ik de zorg zonder schuldgevoel kan overdragen.
In de loop der jaren ben ik ook veel bijzondere mantelzorg-verhalen tegengekomen. Volwassen kinderen die door de intensieve zorg een betere band met een vader of moeder kregen. Of echtgenoten die alles doen om samen in één huis te kunnen wonen. Ik ben er genuanceerder over gaan denken. Het is goed dat er aandacht is voor mensen met een zware zorgtaak, naast een gezin en werk. Maar hoe mooi het ook kan uitpakken, mantelzorg mag wat mij betreft nooit vanzelfsprekend (of een verkapte bezuiniging) worden.
Inmiddels ga ik mijn zestiende mantelzorg jaar in. Zou dat compliment nog bestaan? Even googelen leert dat het niet meer zomaar wordt toegestuurd. Je moet het aanvragen. Voor jezelf. Dat is toch een beetje als jezelf een Oscar uitreiken voor beste bijrol.
Zoals alles in zorgland, is dat aanvragen niet met één muisklik geregeld. Je dient contact op te nemen met het WMO-loket – de instantie waar je ook moet aankloppen voor je rolstoel, tillift of je douchevoorziening. Zo te lezen, komt er dezelfde formulieren-abracadabra bij kijken. Of je in aanmerking komt, zul je moeten beargumenteren want het beleid verschilt per gemeente. Vechten om je compliment. De eerste mantelzorger die daar energie voor over heeft, moet ik nog tegenkomen.
Lees ook: Zijn broers of zussen nou wel of geen jonge mantelzorgers?