En toen paste de rolstoel niet in de lift van het Parijse hotel

rolstoel

Pas de problème!’ lacht de hotelbaas, en hij laat zijn spierballen zien. Ik ben met een vriendin in hartje Parijs. De vijf traptredes bij de ingang zouden inderdaad geen probleem zijn, ware het niet dat we onze zoons bij ons hebben. En die zitten, allebei zwaar spastisch, in een rolstoel. Er zijn ouders die met een even zwaar gehandicapt kind lachend de Himalaya beklimmen – maar voor ons is Parijs al avontuurlijk genoeg.

Samen met de bellenjongen heeft de hotelier de zoon van mijn vriendin zo boven. Bij Ties, bezitter van de zwaarste kinderrolstoel ooit door mensenhanden gemaakt, is nog meer hulp nodig. Wrijvend over zijn schouder neemt de man weer plaats achter de balie.

De rolstoel past niet

Dan ontdekken we de lift. Die is als de gemiddelde Parisienne. Petite. Hoe we ook sjorren en trekken: de rolstoel van Ties past er niet in. Een latere zorg, beslis ik. Mijn vriendin brengt alle tassen boven, en als de hotelbaas ons knarsetandend de buitentrap weer af loodst, ligt de lichtstad aan onze voeten.

De rest van de dag hebben we alleen maar voordeel van onze speciale zoons. Zo blijkt Parijs per bus 10x leuker dan per metro. Bij de Eiffeltoren krijgen we een privé-escorte langs dikke rijen toeristen naar de lift. Zelfs de rondvaartboot heeft twee aanlegsteigers zonder trap. In een geluksbubbel komen we ’s avonds weer bij het hotel.

Als een lijk

Alleen die lift nog. Ruimte om met z’n tweeën een veertienjarig kind te jonassen, is er niet. Dus doe ik wat ik wel vaker doe als het echt niet anders kan. Ik hou hem onder zijn oksels omhoog, als een lijk. Zijn hoofd hangt slap naar beneden, zijn benen slepen over de vloer, maar het werkt.

‘Ping!’ De lift stopt. Niet op onze etage. Met mijn elleboog probeer ik Ties’ hoofd in een normale stand te krijgen. De deuren gaan open en weer dicht, een Amerikaanse vader en zijn zoontje met Mickey Mouse-oren verbijsterd achterlatend.
‘Ping!’ Weer gaan de deuren gaan open. Een ouder echtpaar deinst achteruit.
‘Bonsoir’, probeer ik. Niets aan de hand! Moeder met zoon! Terwijl de deuren sluiten, zie ik hoe de vrouw een hand voor haar mond slaat.
‘Ze denken dat ik je vermoord heb,’ zeg ik.
Ties giechelt, van de lol of de zenuwen.
Als we eindelijk op bed liggen – ik moet nog even de gang op voor één verloren schoen – zet ik onze verhitte hoofden op de foto. Ter herinnering aan onze Franse Himalaya.

Deze column verscheen eerder op franskal.nl, waar ik vaker over Ties schrijf.

Vorige blog Volgende blog